Soms denk ik: ik leef door de lens van mijn fototoestel.
En dat klinkt wel dramatisch maar het is niet waar.
Wat wel waar is, is dat ik wat ik zie een extra lading geef door het vast te leggen.
Alsof het daarmee niet alleen beklijft op wat vroeger ‘de gevoelige plaat’ was maar ook meer in mijn bewustzijn.
In Amerika buiten heb ik mijn Olympus C-765 bij me (loodzwaar, lomp maar *lief*). Binnenswinkels e.d. is het de Olympus 780. Waaraan ik nog steeds niet helemaal gewend ben maar intussen hou ik er wel van en die ene keer deze vakantie toen ik dacht dat-ie het niet deed brak m’n hart bijna zodat ik me toen realiseerde dat ik écht van ‘m hield.
De kleine camera is dus voor binnen en voor onopvallend kieken vanuit het lijf en de onderbuik. Stellages, mensen. Vooral stellages, omdat ik die ook al erg leuk vind.
En mensen vind ik nóg leuker maar naarmate die opmerkelijker (dikker, lelijker) worden, neemt mijn gêne ook weer toe.
Want rare types te kijk zetten is wel lachu maar zo graag lach ik nou ook weer niet ten koste ván.
Enniewee.
Ik was in 1 van de drie WalMarts in Yuma.
Ik keek mijn ogen uit en kiekte en kiekte.
En toen liep ik de winkel uit en zag een bord en kiekte nog een keer.
Waarna een potige WalMart-vrouw op me dook: fotograferen was verboden.
O jee, zei ik.
“I had no idea.” En: het staat nergens.
Maar het wás dus wel zo en ze keek hebberig naar mijn toestel en ik raakte in lichte paniek want dat wou ik niet kwijt en ik zette in op mijn allerslechtste Amerikaans en benadrukte dat ik het écht niet had geweten want als ik het wel had geweten was ik toch niet zo stom geweest om het direct onder haar neus te doen.
Mijn lieve kleine toestelletje en ik kwamen er met een waarschuwing vanaf.
Dit was de foto waarbij we werden betrapt.
Het leuke van de foto’s vind ik onder meer dat we een kant van Amerika zien die je hier in de media nooit ziet, onopgesmukt, realistisch, zoals het is langs de weg – geen gestileerde onzin.