Ik ben een slecht mens.
Dat vindt Guus die ik terwijl hij op mijn bureau lag te slapen met gif heb bewerkt (en nog onhandig ook).
Guus heeft een vlooienallergie. Hij krijgt jeuk en wondjes op zijn achterlijfje als hij vlooien heeft. Dus moet hij geregeld druppels-in-de-nek krijgen om dat te voorkomen.
Alleen wil hij dat niet en vóelt hij me aankomen met die druppels om dan weg te sprinten.
Maar omdat ik gisteren alweer wondjes voelde moest het echt vandaag.
Dus deed ik het.
Maar de haartjes in de nek zorgvuldig spreiden en dan heel precies druppelen lukte niet.
Dus werd het worstelen en ‘zo’n beetje’ over z’n nek uitwrijven.
Wég rent Guus. Nog even omkijkend op het overloopje. Kermend. Knipperend met de ogen.
Nu is hij buiten. Boos (wat niet erg is) maar ook bang. Bang voor *mij*.
En dat is héél erg.
Bekend. “Spreid de haren en druppel de vloeistof rechtstreeks op de huid.”
Ehm? Ja, bij Tom lukt dat, die blijft rustig liggen/zitten. En zelfs dan is dat spreiden nog maar matig. Maar hij laat het ook rustig zitten.
Bij Tijger hoef ik dat niet te proberen. Dus dan maar zo’n beetje smeren wat je smeren kunt, en altijd zit ze minuten later al zodanig te elastieken om te poetsen dat ik me zorgen maak over hoe giftig die zooi is.
De belediging is relatief snel vergeven.