Er zijn nachten dat Loki niet op bed ligt.
Dat zijn geen fijne nachten.
Vannacht ligt hij eerst aan het voeteneind en dan kruipt hij in mijn armen.
We liggen zeker een uur te vrijen.
Dat wil zeggen dat ik hem opwrijf en dat hij spint.
Dan staan we op, ik geef hem een maaltijdzakje van de Plus (dat vindt hij bijna zo lekker als Sheba).
Daarna loopt hij naar de platenkast en kijkt me aan met een blik waarin ik lees ‘kom eens kijken’.
Ik kijk en zie niets. Ik pak mijn bril en zie een mini muisje.
Een mini spitsmuisje.
Een baby muisje, de oogjes zijn dicht.
Het leeft nog.
Loki geeft er een klapje tegen. En nog een klapje.
Loki neemt het in zijn mondje. En laat het weer vallen.
Klapje, hapje, maar *niet* opeten en ook niet doodbijten.
Ik pak het muisje op om te zien of het levensvatbaar is.
Ik vrees van niet maar zelfs al zou het nog niet bijna dood zijn: dit muisje heeft zijn mamma nodig en die kan ik hem niet bieden.
Ik geef het muisje dus weer terug, hopend op de fatale beet.
Maar Loki laat het bij een enkel extra klapje en gaat dan slapen op zijn dekentje.
Ik leg het muisje buiten. Voor het geval een vogel het wil eten.
Vijf minuten later is het weg.
Opgegeten of weggekropen om te kreperen.
Ik hoop op het eerste.
Monique zegt
Ach dat muisje. Maar je hebt gelijk ‘cats will be cats’ en dus roofdieren al hoeft hij niet meer te jagen vanwege de strijd om het bestaan, gezien de lekkere hapjes die jij hem voert. De bofferd.
Jeanne zegt
Ik vond het wel triest.
Vaak is zo’n muisje nog te redden als het niet de nek doorgebeten is.
Dan pak ik het op en komt het tot zichzelf en zet ik het buiten.
Dit muisje was al verder heen maar vooral: het was een baby. Oogjes nog dicht.
Er was geen kans dat ik het kon terugplaatsen in het nest.
Monique zegt
Ja, kan me voorstellen dat zoiets je hart breekt. Zo een pril leven, in de knop gebroken…Niks te maken met dat muizen zicht snel voortplanten. Elk leven telt. Arm babymuisje.