Drie weken geleden begon het op donderdagmiddag.
Er was iets met een aswolk door een vulkaan op IJsland.
Op vrijdag gingen er een paar luchthavens dicht, op zaterdag het hele luchtruim – maar telkens zouden ze een paar uur later nog eens kijken of het weer open kon.
Komt vast goed, dacht ik. En toen: komt goed – toch? En daarna: het zál toch wel goed komen? En ergens gaande het weekend: maar wat als het niet goed komt.
Waarna mijn voor die dinsdag geplande vlucht werd gecancelled en op woensdag vloog Continental evenmin en daarna heb ik niet meer gekeken.
Blijmoedig (nou ja) boekte ik een nieuwe vlucht.
Voor a.s. dinsdag.
Gisteren zijn er opnieuw wat vliegvelden dicht in Ierland en Schotland. Niet erg: vliegtuigen die daar niet hoeven te landen vliegen er op grote hoogte overheen.
Om twaalf uur hoor ik op de radio dat in Spanje vliegvelden dicht zijn.
Dan: dat vluchten naar Amerika en Canada in elk geval erg zijn vertraagd en mogelijk gecancelled.
Komt goed, denk ik.
En: het zal vast niet wéér.
Maar het voelt wel heel erg déjà vu.
En dat is niet fijn.