Blik in de spiegel.
In het voorbijgaan. Ik ben geen naar mezelf staarder.
Maar daar sta ik opeens voor de spiegel boven de wastafel en ik zie overgangoogjes. En een moe hoofd. En een slecht geknipte pony – wat het enige is dat ik over een paar weken beter kan doen.
Meestal kijk ik weg (aangezien een vrouw er niks voor koopt om goed te kijken).
Dit keer kijk ik wel goed.
Doe de ogen iets meer open wat geen zoden aan de dijk zet: overgangoogjes *zijn* klein.
De vrouw in de spiegel. Ik wil er niet aan maar dat is ik.
Ik ken haar niet, ik herken haar niet.
Oud wijf.
Bah.
En wat koop ik voor een veel jongere ziel als het toch het lijf is dat leuke mannen zal moeten aantrekken en dus niet.