Ik sta in een drukke winkel.
Een kaaswinkel.
Eindelijk ben ik aan de beurt.
Ik vraag aan het jonge, blonde meisje achter de toonbank om 4x een half ons kaas.
Dat kan niet, zegt ze. Het gaat per 8 plakken in de aanbieding.
Niets mee te maken, zeg ik, ik ben een 1 persoonshuishouden en ik wil kleine porties.
Uit mijn ooghoek zie ik links een man die ik leuk vind.
Hij is de eigenaar van de winkel.
Ik zie hem bewegen in mijn richting maar ik kijk niet naar hem en hij ook niet naar mij.
Dan smeert hij een klein toastje met kaas en reikt me dat aan.
Ik kijk op en ik neem het aan en zijn hand is tegen de mijne en dat is géén toeval.
Ogen.
“Ik vind je leuk!” zeggen de zijne. De mijne zeggen dat ook.
Onze blikken ontmoeten elkaar zo intens dat ik denk dat het iedereen om ons heen moet opvallen.
Dan word ik wakker en het is half zeven.
Ik denk: nog éven slapen! Doorgaan met de droom.
Maar over een kwartier staan de kipjes te mekkeren en er zit niets anders op dus: uit bed en uit droom.
Later probeer ik te bedenken wat de droom betekent behalve ‘soort van eroties’.
Ogen, elkaar beroerende handen – dat snap ik.
Maar waarom droom ik van een man die me kaas geeft op een toastje?