De afgelopen Amerika-reis was ik in leuke huizen en in minder leuke huizen.
Je wéet het niet vantevoren.
Soms denk je: ziet er goed uit – en dan valt het tegen.
Andere keer denk je/ik: houdt volgens mij niet over maar ik kan er wel twee dagen overbruggen.
En dan blijkt het juist hartstikke fijn te zijn.
1x vergiste ik me vreselijk.
Ik zag een advertentie van een sjiek huis. Ontworpen door een heuse beroemde architect.
Ik *viel* op het plaatje.
De plaatjes van het interieur waren ook prachtig.
En het lag aan de rand van Death Valley.
Duur was het wel.
Dus had ik al snel spijt en toen deze zomer een zondvloed door Death Valley ging en wegen werden weggespoeld hoopte ik vurig dat mijn weg daar ook bij was zodat ik er nog onderuit kon.
Maar nee.
Volgens de advertentie was het in Beatty, NV maar vandaar moest ik nog een uur rijden – achter de beheerder aan.
Naar Bonnie Claire.
Ja. Het huis was mooi. En sjiek.
Maar het lag in het soort woestijn waarvan ánderen altijd denken dat de woestijn er zó uitziet. Nl als ‘niks’.
Death Valley zelf was 2 uur heen en weer terug rijden (en dan was je nog maar aan de grens – niet echt leuk in je eentje).
Dus hing ik maar zo’n beetje rond bij het huis.
Nam wat matige foto’s en dacht: er zijn ook al geen dieren.
Het volgende huis(je) waarvan ik me niks (leuks) had voorgesteld was dat juist weer wél.
Wijze les geleerd: staar je niet blind op uiterlijkheden.