In Kingman voerde ik kittens.
Het kwam zo: naast mijn kamer (die op een hoek lag) stond een afvalbak. Daar zag ik eens een zwarte zwerfkitten bijna in springen en toen weer snel weg, uit angst voor mij.
Dus legde ik turkey neer aan het begin van het steegje achter mijn kamer – daar kwam ze nl vandaan.
Op de foto lijkt het steegje nog breed, maar ik had er bv alleen schuin doorheen kunnen schuifelen, niet echt lópen.
Naast mijn kamer was ook een grasveldje waar honden mochten worden uitgelaten. Dat gebeurde vooral ’s ochtends. Zodat ik dan geen eten neerlegde.
Een beter moment was halverwege de middag. En dan nog een keer om zes uur en een keer tegen tien uur.
Een vast ritme was daarbij belangrijk, want dan wist kitten ook dat ze op me kon rekenen.
Op een avond om zes uur loop ik met een hand vol turkey uit mijn kamer de hoek om wanneer daar een man een soort terrier uitlaat die hard staat te blaffen tegen een boom. In die boom op 2 meter hoogte: m’n kitten.
Er waren er twee, vertelt de man lachend. Maar de andere was hard terug gehold. En hij hád er nog over gedacht de hond (‘Paisley’) er achteraan te laten hollen maar dit was ook leuk. Want Paisley vond jagen op katten dolletjes. En dús vond de man dat ook.
Ach ach, deed ik. Die Paisley toch. En vroeg me af hoe ik kon duidelijk maken dat na tien minuten de kitten doodsangst bezorgen het wel mooi zat was.
Na een kwartier vertrokken man en hond. En drie minuten later waren daar vróuw en hond want de echtgenote wou Paisley ook nog wel een kwartiertje lol gunnen.
Laffe ik zei niks. Laffe ik wachtte tot iedereen weg was en legde turkey neer. En nog eens en nog eens.
En daarna nog twee dagen en toen moest ik weg.
Arme kittens. Ook al zijn ze misschien reuze stoer en avontuurlijk.