The dead come home
Er is een liedje van ongeveer 30 jaar geleden over ’the dead come home’.
Ik ben vergeten welke band het zong. Het had iets creepie’s.(schrijf je dat zo?)
“Everybody happy when the dead come home” oid herhaalden ze steeds.
En dan zag ik zombies voor me. Of waren die er ook echt, was het een videoclip?
De laatste tijd denk ik vaak: wat als Eebje er gewoon weer was.
Waarbij ik rekening houd met haar ritme.
Bv.
Na boodschappen doen stond/staat meestal Guus achter de deur te wachten op mij en rosbief.
Soms Eebje ook. Meestal niet.
Nu kom ik thuis en doe of ik benieuwd ben of ze er is.
En natuurlijk is ze er niet.
Hetzelfde wanneer ik opsta en naar beneden ga om de katten eten te geven.
Meestal staan Guus en Sammie tegelijk met mij op. Vroeger deed Eebje dat ook. Maar heel soms was ze dan net naar de bak geweest en dan trof ik haar daar.
Zodat ik nu soms doe alsof ik haar daar zal zien staan. Op de stramme pootjes.
Gotverdomme wat mis ik die kat.
Best wel een goed karakter (heus!)
‘Voeliseren’ van Eebje
Een paar dagen geleden lukte het me *bijna*.
Ik lag klaar voor de uitgeputte middagdut en dacht aan hoe Eebje dan bij me kwam liggen en op mijn gezicht kroop en heel hard ging spinnen en hoe dat dan voelde.
Ik probeerde het op te roepen.
En ja – daar kwam Eebje van de zijkant van het bed en ze lag bijna op mijn hoofd en ik hoorde haar niet spinnen maar ik voelde het *bijna*.
Maar net niet.
Misschien moet ik beter mijn best doen en lukt het me dan wel.
Ook keek ik net foto’s van Eebje. Mooie lieve levende Eebje. En dode Eebje.
Iemand had me gezegd dat ik troost kon putten uit de foto’s van dode Eebje (dat was niet de reden dat ik die foto’s nam, dat deed ik uit mezelf).
Maar bij mij werkt dat niet.
V.l.n.r. Sammie op Guus z’n stoel, jarige Janet Reno (5!) en narcissen
Walking on sunshine (and I feel *good*!)
Downs en ups
Slecht geslapen door 1) nare dromen (dat is nauwelijks meer nieuws) en 2) Guus die midden in de nacht met een Grote Prooi kwam aanzetten om die kraak-kraak in verschillende fasen op te knagen.
Vanochtend is er alleen een hoop bloed over en een klein stukje bont.
Sammie heeft ook mogen mee-eten blijkt nu want beide katers willen alleen maar uitbuiken en dóórslapen en kijken verstoord op wanneer ik even het licht aandoe.
Dan het úp.
Mijn tuin zit de laatste weken vol wilde eenden. Eerst allemaal paartjes, nu een enkel paartje en vooral woerden. Omdat de erbij horende dames ergens zitten te broeden.
En wat wil een woerd? Precies: dát. Wanneer een verkrachting voor mijn ogen gebeurt, grijp ik in. Alleen: ik sta er niet altijd naast.
Vanochtend bv zie ik van achter mijn bureau een witte eend bovenop een andere witte eend springen (die als officiële partner een niet-witte eend heeft die er wat machteloos naast staat).
Vanuit de achtertuin: Agnes. Met een stevige sprint en bóem! met de klauwen bovenop de onverlaat.
In haar tuin geen polonaise.
Lekker in het zonnetje
Tja
Voor de nieuwe Kadotips wil ik Coca Cola-artikelen fotograferen maar daarvoor moet het weer wat lichter zijn.
Ook wil ik Engelstalige literatuur toevoegen.
Ik zoek ongeveer vijftig boeken uit.
Die liggen nu klaar.
Maar ja – daarvoor heb ik de scanner nodig en die is niet beschikbaar.
Dus denk ik: laat ik mijn bureau intussen maar eens een beetje opruimen.
Dat doe ik ook. En daarvan heb ik ook foto’s maar die krijg ik niet op een fatsoenlijke manier in dit bericht dus dat moet je maar geloven.
Helaas is de scanner nu nog steeds niet beschikbaar
Verhaal over een heldendaad
Een paar weken geleden liet Sammie een lapjeskat die naar de caafjes loerde alle hoeken van de tuin zien waarna die kat voorgoed verdween. Tot een paar dagen geleden (dit is een oud verhaal dat nog verteld moet worden).
Ik zie vanachter mijn bureau dat de kat terug is. En de manier waarop ze naar de caven loert lijkt me niet helemaal fris.
Dús neem ik Sammie onder de arm en breng die naar de schurk toe. Ze kijken elkaar diep in de ogen – niets. O ja – tóch iets: Sammie gaat demonstratief zitten pissen. Zó.
Ik doe wat halfslachtige pogingen de kat te verwijderen, zet weer eens bij de schutting, elders in de tuin – ik ben bang dat het niet helpt, maar wat moet ik dán? Het dier op straat zetten met risico dat die niet gewend is vanaf de straat het eigen huis te vinden? Misschien wel wordt aangereden?
Na een kwartier de kat heen en weer slepen (was het maar niet zo’n schatje dat het zich braaf liet gebeuren, dan was het daadkrachtig optreden veel makkelijker!) denk ik: op hoop van zegen. En ga weer naar boven – van waaruit ik tien minuten later Guus naast de boom rechts in de achtertuin zie zitten. Hij tuurt naar boven.
Waar kijkt Guus naar, vraag ik me af. Zie ik dat goed?
Even inzoemen
Daar zit de kat wel een kwartier te zitten tot Guus besluit weer op te stappen. Je ziet hem denken: ziezo.
Boeken
Vandaag een week geleden ging Eebje dood.
Gisteren dacht ik nog: het begint te wennen. Vandaag went het helemaal niet.
Op mijn tedoenlijst voor dit weekend staat: boek lezen over katten en daar een recensie over schrijven voor volgende zondag op Fanlog.
Dat had ik vorig weekend zullen doen maar toen bracht ik het niet op. Nu moest het wel kunnen, dacht ik toen.
Dus begin ik erin en bij de eerste kat die doodgaat (na 4 bladzijden) is het janken zodat ik na de tweede die wegloopt (weer 10 blz verder) besluit dat dit niet zo’n goed idee is.
Ik verzet mijn zinnen en zie buiten caaf Carla in haar deuropening zitten terwijl tante Snuf doet of ze diepe gedachten denkt. Omdat ze dat doet op de gezamenlijke stapel vers hooi heb ik caaf Carla al een eigen stapel gegeven.
Ik ga naar buiten en wil een mooie close-up van Carla nemen maar die schrikt van me dus maak ik een niet-zo-mooie close-up.
Nu wil ik verder lezen in de thriller waarin ik vorig weekend begon om toen de zinnen te verzetten. Jammer dat ik zo doodmoe ben.
Opdringerig
Vannacht: geen kat tegen mijn hoofd.
Wel zie ik op een kussen verderop Guus liggen. Ik trek het overtrek een beetje over hem heen. Dat mag.
Ik aai zijn hoofdje – érg zacht gespin.
Sammie (elders op bed) kruipt tegen Guus aan. Iedereen tevreden.
Zelfs ik – alleen slaag ik er niet in te volstaan met ‘ach, wat lief, ach wat gezellig’ denken. Ik ga bij ze liggen. Mijn hoofd tegen Sammies kontje. Mijn hand weer op Guus.
Die mij best lief vindt maar die ’s nachts wil slapen.
Dus als ik even niet oplet sluipt hij van bed. En Sammie ook.
Wanneer Guus uren later terugkomt ligt hij op de verste punt aan het voeteneind.
Sammie komt dan wel tegen me aan liggen.
En ik zak in en uit dromen van bedrog en verlating en onmacht.
Nellie McKay – Ding Dong (did I tell you my cat died?)
Plekje
Soms liep Eebje rond, soms zat ze beneden, soms klom ze via de ghettoblaster op de printer op de vensterbank achter mijn bureau. Soms lag ze naast het toetsenbord op het bureau. Soms lag ze beneden bij de voederbakjes te wachten tot de rosbief kwam – omdat haar gevoel voor timing niet meer je-van-het was maar ze wel wist wáár je hapjes-tussendoor kon verwachten (al kreeg ze die de laatste tijd ook erg vaak op bed).
Maar hét plekje van Eebje was al jaren: op bed. Soms elders op bed maar meestal op mijn kussen of het kussen ernaast of tussen die kussens. Daar lag ze ’s nachts, daar lag ze overdag.
Meestal in diepe slaap – maar daar kan ik niet zo snel een foto van vinden. En soms was die slaap zó diep dat ze echt ruw wakker schrok als ik even op het bed duwde wanneer ik haar het bordje met rosbief wou aanreiken. ‘Duwen’ omdat ze al jaren stokdoof was.
De slaapkamer is naast mijn werkkamer. Zodat ik elke dag de hele dag uit mijn ooghoek Eeb zag liggen.
’s Nachts wist ik Eebje naast mijn hoofd, meestal er net tegenaan. Soms prikkend met nageltjes naar mijn ogen om een plekje te vinden zo dicht mogelijk bij mij. Soms was ze er niet en dan was ze helemaal naar beneden naar de bak gegaan. Kwam weer terug, kroop weer bij mij – spinnen, spinnen en dan die diepe zucht van ‘ah… nu ga ik ook maar gewoon eens slapen’.
Vandaag is er wanneer ik langs de slaapkamer loop geen Eebje. Wat ik weet, maar wat ik tegelijk nog niet weet. Mijn besef van de harde realiteit loopt wat achter.
L. mailt dat het misschien extra zwaar is omdat het plotseling was, geen slepende ziekte. Ik denk dat ze gelijk heeft. Want ’21 jaar, goed leven gehad, zo snel betrekkelijk pijnloos dood’ – dat is voor de kat natuurlijk het beste.
Maar mijn gevoel laat haar nog niet los. Mijn ziel is bij de hare.
Zo erg dat ik zelfs haar lijkje mis. Waar ik af en toe naar kon kijken – even aanraken, hoe koud en hard het intussen ook was.
Begraven
Eebje is begraven.
Eerst kozen we de plek uit.
Niet te dicht bij bomen (=praktisch) en midden in een bloemperk (=mooi).
Daar zal het zijn.
L. gaat graven, wat (vooral) Agnes en Femke erg konden waarderen. Tjonge wat zitten er veel lekkere vette wormen in de grond.
Ik leg Eebje in haar graf.
L. werpt er nog een bloemetje bij.
We dekken het graf af met een oude dakpan en twee stenen.
Agnes kijkt of er nog wat wormpjes zijn.
Afscheid
Om half tien helpt L. me Eebje te begraven.
Koud, stijf Eebje (ik raakte haar aan) dat steeds minder ‘Eebje’ is maar als ik naar haar kijk denk ik nog steeds dat ze slaapt en zachtjes ademt.
Even heb ik overwogen een stukje vacht af te knippen en te bewaren als aandenken.
Maar Eebje heeft haar mooie warme vacht nodig daar waar ze heen gaat.
En eigenlijk vind ik zoiets ook een beetje ‘stom’.
Beroemd
“Een van de beroemdste katten van de wereld is vandaag overleden.”
Ik hoor het om 4 uur op het radiojournaal.
Het blijkt te gaan om Socks – de kat van de Clintons.
Die ze toen ze het Witte Huis verlieten aan de secretaresse gaven (dat heb ik nooit begrepen).
Socks is “ongeveer twintig jaar” geworden en heeft een spuitje gekregen.
Socks had kanker.
De laatste keer in de oogjes geflitst (op 30-1-09)
Kronkels
Wat moet je zeggen tegen iemand wier kat van 21 opeens dood is.
Dat de kat oud geworden is – dat is een goeie. En: kat heeft een mooi leven gehad.
Zou ik ook zeggen als ik van zo’n geval hoorde.
Maar als ontvanger van de goedbedoelde teksten denk ik: je begrijpt het niet! Je begrijpt *mij* niet!
Wat niet vreemd is want *ik* begrijp mij niet.
Omdat mij/ik opeens érg goed begrijpt wat mensen ertoe brengt het lijk van een overleden geliefde bij zich te houden. Op de vaste plek in de stoel. Of op bed.
Waar Eebje opeens niet meer op mijn kussen ligt. Alleen nog wat haartjes. En wanneer het bed over een week wordt verschoond liggen ook die er niet meer.
Wat wél te doen met het lijkje waarvan ik merk dat het nu niet meer spint (na een uur dacht ik dat écht nog zachtjes te horen). Maar het lijkt wel gewoon op Eeb die heel diep slaapt. Behalve dat het koud en hard is en niet opschrikt wanneer ik het aanraak.
Naar ‘de dierenambulance’ zoals mijn dierenarts dat noemt (=de vernietiger). Nee.
Naar het crematorium dan maar. Dat blijkt alleen op werkdagen open.
Begraven in de tuin. Dat lijkt het beste.
Alleen heb ik daarvoor de fysieke kracht niet.
R. biedt aan morgen te komen graven. Of maandag naar het crematorium.
Ik denk aan Pet Sematary van Stephen King. Ik wil mijn kat terug.
En ik wil nooit meer een nieuw huisdier.
Eebje is dood
Eebje is om 5.40 uur overleden.
Na een (betrekkelijk) rustige nacht.
Om 5.30 uur is ze nog even op mijn arm gekropen en heeft moeizaam ademend hard liggen spinnen. Toen stond ze op, het leek of ze moest kotsen, ze kon letterlijk ‘haar draai’ niet vinden, liet haar urine lopen, kreeg een soort toeval, sprong/viel van bed, nog wat stuiptrekkingen op het overloopje en binnen een minuut was het gebeurd.
Ik heb een tijdje bij haar gezeten en haar geaaid.
En heel hard gehuild.
Toen wilden de andere katten eten.