“Hoe heet ze” vroeg R. me toen ik hem ophaalde van de bus.
Omdat de dierenarts altijd vraagt hoe de dieren heten. Voor hun administratie.
Maar eigenlijk doet het er natuurlijk niet toe bij een dier dat daar 1x komt om dood gemaakt te worden.
In dit geval was het ook nog eens ingewikkeld.
Omdat ergens vorig jaar de Knaagdierenopvang vroeg of ik twee extreem bange cavia’s kon opnemen: Snuf en Snuitje. Tuurlijk kon ik dat en amper hier waren ze helemaal niet bang meer maar eigenlijk best brutaal.
En leuk. En stoer. En ondernemend. En: prima caven.
Een maand of anderhalf terug kregen Cecilia en een andere caaf mijt en moesten naar de dierenarts. Die andere was Snuf. Maar omdat het nieuwe konijn ook Snuf heet zei ik: dit is Snuitje. Zodat Snuf onder de naam Snuitje werd behandeld voor mijt.
Zodat nu dus Snuitje (de zieke) als cavia-Snuf zou moeten worden ingeslapen.
Als we vast hielden aan die namen.
Zeg maar dat ze ‘Caafje’ heet, zei ik toen R. met het mandje de deur uit stapte.
Geen idee wat hij tegen dierenarts Martin heeft gezegd.
Maar dit zijn ze.
Links S (die mijt had) en dan Man Kopan en dan S (‘Caafje’) die nu dood is.
Hansje zegt
Snuf, Snuitje… What’s in a name? Het was een lief caafje. En ik zwaai met je mee: Dag, lief Caafje!
R zegt
Bij het binnenkomen en terwijl het mandje nog dicht was, heb ik gezegd dat het een cavia was met een wangabces, dat ze Snuf of Snuitje heette, en dat J. en ik wisten dat dat er niet meer toe deed. En nog meer.
Dokter Martin was erg aardig voor het diertje en over J.
Dag lief Caafje.