Wanneer ik gisteren op het punt sta om boodschappen te doen, gaat de bel.
Of dat mijn kip kan zijn die drie tuinen verderop zit.
O nee! denk/hoop ik.
Maar het is ‘o ja’.
Het is dezelfde kip die de dag ervoor toen het stormde en de sluiting van het tuinhek kapot woei, direct in de voortuin stond.
Ik dacht: wanneer de kipjes mij zien, gaan ze door de knieën en zitten stil voor ’treden’.
Niet nu.
Kipje scharrelt rond, kipje vindt een overheerlijke worm.
Vriendelijk toespreken helpt niet.
Opdrijven leidt tot vluchten.
Tenslotte toch met hulp van de buurman die had aangebeld de kip terug de tuin in gekregen.
Wat nu.
Ik google en denk: kortwieken.
Maar door wie? en hoe?
Ideaal zou zijn: ’s ochtends vroeg.
Dan houd ik ze langer in het nachthok en kan de kortwieker ze daar 1 voor 1 uithalen.
Ik bel mijn dierenarts met de vraag en zeg er zelf al achteraan: ik neem niet aan dat jullie dat doen.
Maar assistente Monique gaat even vragen en ik krijg morgen om negen uur dierenarts Martin zélf op bezoek.
Mijn opluchting is groot.
Geef een reactie