De dierenarts zegt dat de slaapkamerdeur weer open mag.
Nadat hij eerst (oprecht denk ik en dacht ook R.) vroeg of ik het eigenlijk niet heel *rustig* vond: slapen zonder katten op bed.
En wanneer ik dan zeg dat ik die ene kat tegen mijn hoofd zo miste en die andere in mijn armen krijg ik opeens een wat zielig beeld van mezelf: het kattenvrouwtje.
Geen LD voor woeste passie of zelfs maar heerlijk knuffelen. Maar een kat tegen het hoofd en een andere in de armen. En wanneer die er niet zijn na twee weken tegen het plafond vliegen van eenzaamheid.
De deur naar de slaapkamer staat nu al een uur open.
Beneden op de bank slapen Sammie en Eebje.
Ook beneden op een doos met boeken slaapt Guus.
Tja, ’t zijn natuurlijk wél katten… Eigenwijs en niet zómaar bereid om je het buitensluiten te vergeven. Maar wacht maar tot je zélf naar boven gaat… 😉