Op de dag dat ik naar huis mocht en dus – kwa ziekenhuiszorg – ‘beter’ was verklaard, werd ik ‘behandeld’ door een jong meisje dat ‘in opleiding’ was.
Verpleegkundige in opleiding. Aan mij was toch niks meer te verpesten.
Een wat ouder meisje had, vertelde die me, ‘de supervisie’.
Meisje mocht mijn laatste infuus verwijderen.
Pleister eraf deed pijn.
Niks aan te doen: zaten haartjes aan gekleefd.
Mij hoorde je ook niet klagen: er was me wel erger overkomen.
Een paar uur later, ik lag te wachten op *eindelijk wég*, kwam het meisje bij me zitten.
Om te praten met ‘een patiënt’?
Omdat er elders geen werk voor haar was?
Omdat ze haar snor had gedrukt?
Ik vroeg haar of ze iha ‘in opleiding’ was of op deze afdeling.
Het was iha. Ze zat op de Hogeschool Noordholland en was net begonnen als verpleegkundige maar ze vond er niets aan.
Want: het was “allemaal hetzelfde”.
Oh?
Wat ze dan wel wou?
Met stralende ogen en een blik in de verte: ze wou de wereld zien! Ze wou reizen!
Maar daar had ze geen geld voor.
Dús nu verpleegkunde en dan tzt ‘Artsen Zonder Grenzen’.
Ik vroeg nog of ze het hier wisten, dat ze het werk eigenlijk maar niks vond.
Ja hoor, dat had ze gezegd.
“Wel eerlijk” zei ik.
En dacht: ik hoop dat ze bij AZG wat beter naar de motivatie kijken.
Geef een reactie