Een beetje (vriendelijk) gepusht door een vriendin loop ik met de camera naar de slaapkamer om een foto te maken van de polder bij het opkomen van de zon. Nog nevel ook. Ik tref het.
Aardig kiekje.
Maar niet erg veelzeggend.
Een half uur later loop ik naar buiten.
De zon is niet meer ‘opkomend’, de nevel is er nog wel volop.
Ik heb veel foto’s vanuit de achtertuin richting Middenbeemster (met de kerk).
Ik probeer eens iets anders.
Een stukje riet.
Kijkend door de lens zie ik links iets méér: twee wilde konijntjes.
Of hazen, dat weet ik zo in het wild nooit zeker.
Inzoomen op de diertjes.
Ik heb de indruk dat ze spelen of misschien maken ze elkaar het hof.
Wat de ganzen in de verte doen weet ik ook niet, ik vermoed eten en wat chillen.
Geweldig zijn de foto’s niet – ik vermoed dat de vingers van Photoshoppers nu jeuken.
Het gaat me ook niet om de kwaliteit van de plaatjes.
Wat ik wou zeggen is hoeveel meer je (als in: ik) ziet wanneer je kijkt via de camera.
Teruglopend naar mijn huis zie ik ook nog bovenop het veel hogere buurhuis een reiger zitten.
Een reiger. Bovenop een enorme stolpboerderij.
Ook gefotografeerd maar die foto was nog minder goed en voegde niets toe aan de vermelding ‘reiger zat op huis’.
Dit ga ik weer meer doen, neem ik me voor.
Met de camera op pad al is het maar naar de achtertuin.
Shabnam zegt
Niks meer aan doen. Laat die vingers van die fotoshoppers maar jeuken 😄