Ik lig heerlijk te slapen in de wetenschap dat het wel acht uur mag worden zonder dat ik iets hóef.
Guus denkt daar anders over. Die springt op bed en gaat hard spinnen (das oké) en geeft me dan een érg hard kopje tegen het rechteroog dat *bijna* weer normaal is gekleurd na de dreun die Tashi me vorige week toediende.
Dan, buiten: gekrijs van vechtende katten. Guus spoedt zich naar de vensterbank. Ik kan me niet voorstellen dat hij iets ziet, het klinkt als ergens twee tuinen verderop en dan dichtbij de sloot.
Nu toch ‘wakker’ sta ik op, voer Guus en zie Sammie binnenkomen. Nat. In de sloot gegooid. Vroeger dacht ik dan ‘in de vijver’ maar die is dit jaar zo goed afgeschermd, dat kán dus niet. Bovendien klonk de vechtpartij van verder weg.
Sammie maakt zich schoon. Zo’n beetje. Op het aanrecht. En later op mijn bureau.
Héél toevallig net op de print van mijn volgende reis die hierna onleesbaar is.
Geef een reactie