Ik ga naar de dierenarts.
Wanneer ik aan de beurt ben ontdek ik dat ik geen dier bij me heb.
Ik probeer me een houding te geven tegenover de dierenarts en zeg: “je zei toch dat een knobbel bij een konijn niet ernstig was? daarom heb ik het konijn niet meegenomen.”
Onzin! zegt de dierenarts en: haal dat konijn.
Volgende scène: ik word wakker na uren zitten slapen op een stoeltje in de wachtkamer van de dierenarts. Ze gaan sluiten, ik loop naar buiten (het is donker) en zoek mijn auto. Ik weet zeker dat die links om de hoek staat. Mm. Niet. Op het parkeerplaatsje vóór de kliniek dan? Ook niet. Rechts van de praktijk? Nee.
Mijn auto moet zijn gestolen.
Te voet ga ik op huis aan en dat is Amsterdam. Ik loop érg lang.
Op de Overtoom overweeg ik een tram te nemen.
Niet doen, zegt iemand. Want dan ben je na twee haltes thuis en dat is te snel.
Geef een reactie