De laatste tijd droom ik vaak van mijn man (die dood is).
Het zijn ‘gewone’ dromen, dingen die zich kunnen voordoen.
Vannacht zijn we op vakantie in Duitsland. We hebben een kamer in een soort familiehotel.
We moeten allerlei trappen op klimmen. En dan zijn we eindelijk (3e? 4e? etage) waar we zijn moeten.
Een deur opent op een platje.
Waarop weer drie deuren openen.
Ik open 1 ervan.
Daarachter zit een oud echtpaar. Zwijgend. Stinkend. Een ervan (de vrouw) zuigt zuurstof door een slurfje.
‘Sorry’ zeg ik en doe de deur dicht en sluit die nu van mijn kant af.
Nog een deur: érg klein bed.
En dan de deur naar de badkamer met wc die een halve deur is. Zodat je elkaar kunt horen op de wc.
Niet fijn.
Ik zeg dat ik weg wil.
En de droom ging verder maar ik herinner me dat niet.
Truus zegt
En weer die trappendroom, die ik zelf zo goed ken, om daarna (als je al boven komt) in iets te belanden waar je helemaal niet wil zijn, maar wel in je blote kont staat en waar iedereen kan zien en ruiken dat je niets meer bent dan ieder ander mens (maar dat wist je allang, en dat maakte je zo bang).