Een man in mijn leven, wil ik dat nog?
Ik heb het erover met L. en zeg: nee! Wat waar is.
Sterker: ik droom er niet eens meer over. Wat ook waar is.
In de zin van : geen fantasieën. En ook: geen nachtelijke uit mijn onbewuste gepeurde dromen.
Op 1 na toen ik in Amerika was.
Over de minister van Cultuur.
Ik kwam hem tegen op een receptie, we schudden handjes en hij vroeg me of ik “dé Jeanne Doomen was” en zo ja (het antwoord was ‘ja’) dat hij me dan graag nog een keer wou ontmoeten.
Maar dat was niet erotisch. Dat was meer ‘erkenning’ van ‘I used to be someone’.
Wat intussen ook al heel wat is.
Dan val ik vanmiddag uitgeput in bed (een heel uur kuierend gewandeld én daarbij met iemand gepraat – logisch dat ik kapót ben) en droom een droom.
Over een man die ik ken (vagelijk, van vroeger). Hij is jonger dan ik en we zijn iets praktisch aan het doen, iets aan het bouwen. Waarbij ik opeens het initiatief neem (zou ik nooit durven) en hem kus. Hij kust terug. De opwinding straalt door mijn lijf en ik denk (kennelijk ben ik niet helemaal ‘out of it’) hoe fijn het is dat ik als dromer de gevoelens echt voel.
De kus op mijn lippen, de tong in mijn mond, zijn lichaam tegen het mijne, het weke gevoel dat daarbij hoort (hoorde).
Daarna gebeurt er in de goed uur middagdut nog een hoop zoals samen dansen op Elvis op een concours en in een bootje overvaren en bijna in het water vallen (ik) en dan zegt hij dat er een vrouw is die me zal zeggen dat ze bij hem hoort, maar dat is niet zo.
Eenmaal wakker tracht ik te ontwarren. Gevoel en gevoel en dingen die gebeurden.
Leuk, hè, dat dat kan. Dromen van heerlijk kussen en dat helemaal in je lijf voelen. Gewoon ervan genieten.
Ja, zo maak ik ook nog eens wat mee 😉