Ergens tussen half vijf en vijf uur hoor ik … is dat nou een kat?
Het lijkt te komen van buiten maar omdat de regen klettert tegen de ruiten lijkt me dat niet waarschijnlijk. Misschien ergens beneden?
Ik kijk naar Guus die stoïcijns ligt te liggen. Als er iets met Sammie zou zijn (de enige afwezige op bed) zou hij toch wel reageren?
Ik besluit dat ik me vergis en probeer weer te slapen.
Om vijf uur: dat is écht een kat. En het klinkt als Sammie en als in de tuin.
Raam open. Beneden me geloei: Sam.
Ik ren naar mijn kamer en doe dáár het raam open zodat hij via het dakje van de schuur naar binnen kan. De kleine man holt naar binnen, zeiknat. Wil eten maar is daar tegelijk te nerveus voor. Afdrogen is niet gewenst.
Ik vraag wat er gebeurd is (tja – je moet toch wát zeggen) en Guus ruikt aan Sams kontje.
Maar troosten, ho maar.
Dan bedenk ik dat ik nog rundergehakt in huis heb voor het gerecht dat ik dit weekend had willen koken wat er niet van kwam.
Dát gaat er wel in.
Waarna hij zich bovenop de monitor droog gaat likken en zich daarna weer bij de anderen op bed voegt.
Geef een reactie