En dan opeens gebeurt er iets dat al het gezeur en geneuzel zo volstrekt onbelangrijk (nl gezeur en geneuzel) maakt.
Ik kijk vanuit de slaapkamer naar buiten. Naar de maan die bijna vol is en door de bomen schijnt in het water.
Ik tuur of ik een egel zie op het terras achter het huis. Volgens mij zou dat allang moeten. Maar ik heb ook nog geen egelkeutels gezien dus misschien slaapt ze uit dit jaar.
Dan opeens een flits. En nog een flits. Een late vogel? Neeeee! Een vleermuis en nóg een vleermuis.
En nog 1 en nog 1 en wel tien of misschien zelfs twintig.
Behendig wendend en kerend en scherpe bochten nemend. Op zoek naar insecten. Die ik al wel zag maar nog niet erg veel.
Helemaal blij en gelukkig word ik ervan.
“Er zijn vleermuizen in de Eilandspolder” twitter ik (ja, ik kan het toch moeilijk letterlijk van de daken gaan schreeuwen).
Zulke bijzondere diertjes. Zo feestelijk. Zo ‘kamperen onder de sterrenhemel in Utah’ ook.
Weet je wat ik vandaag ook opeens dacht. Hoeveel mensen denken er nog aan Lodewijk.
Regelmatig. Met ‘fond memories’.
Hoe gaat dat als je elf jaar dood bent.
Familie, vrienden, collega’s.
Hoe vaak hebben ze het nog over hem. Met elkaar. In hun hoofd, in hun hart.
Over mezelf heb ik wat dat betreft geen illusies.
Wie geen netwerk creëert wordt ook niet door een netwerk betreurd.
Maar ik laat mezelf door mezelf afleiden.
De vleermuizen zijn terug.
Welkom thuis lieve vleermuizen. Eet ze.
Jippie!
Ik heb de egel ook nog niet gezien…
Ik vond vandaag wel weer een hoop slakkenhuisresten, op de rand van het terrasje – die lijster heeft het nog steeds naar z’n zin geloof ik 😉 Misschien zijn er niet genoeg slakken over voor de egel (kan me niet voorstellen).
Ik snap er echt niets van dat ik egel nog niet zag.
Ook geen keutels.
Wel vanmiddag op de composthoop achterin een slachthuis voor de sperwer: waar die de turkse tortels plukt.