Al een paar keer vanmiddag zie ik Guus en Sammie aandachtig kijken naar de hoek bij de kachel waar manden met hout staan.
Ik vermoed: muis gevangen en kwijt geraakt.
Vanavond kijk ik tv vanuit de stoel naast die hoek en ik hoor regelmatig wat gescharrel en soms slaat een kat er op aan en ik hoop vurig dat het een muis en geen rat is en dat wat het ook is wordt gevangen – er zwerven al teveel ooit-gevangen muizen door het huis.
Kwart over negen zie ik links bij een mand iets kruipen. Muis? Ik pak mijn bril, het is alweer weg. Ik zie het later nog eens en het blijkt een kleine vrouwtjesmus.
Wanneer ik haar wil pakken vliegt ze weg zodat zich een ellendig schouwspel ontrolt van angstige mus op lamp, op balk, de trap op, daar op lamp, terug naar beneden, op de grond, weer op een lamp etc.
In hot pursuit twee katers en ook ik.
Onderweg zet ik ramen open naar buiten hoewel ik betwijfel dat de mus daar iets aan heeft: ze oriënteren zich niet in het donker.
Dan vang ik haar. Met de blote handen. Wat iets zegt over de mate van uitputting. Wat haar weer niet weerhoudt van hard in mijn vingers bijten (goed zo, wijfie!).
Ik plaats mus in een klein doosje dat ik met een kier open laat en dat zet ik in een klerenkast op de slaapkamer waarvan ik ook weer een kier openlaat.
De slaapkamer sluit ik hermetisch voor katten.
Ik hoop dat musje wat kan slapen.
En dat ze morgen weer betrekkelijk opgewekt de vrijheid tegemoet kan.
Go musje!
Ik heb ze hier achter ook bij de vogelvoederspullen. Als ik Lola d’r gang liet gaan…