Wanneer ik dood ga hoop ik dat ik niet achterblijf als ghost in Ghostwhisperer.
Dat ik ok, dat was het dan kan denken. En: huppakee – naar het witte licht.
Maar ik begrijp ze goed, die rondhangende geesten. Met onafgehandelde zaken.
Met gekwetste gevoelens. Met bagage.
Want ik wil niet zeggen dat ‘rancune’ mijn middelste naam is (dat is nl ‘attent’). Maar ik kan me een hoop voorstellen bij bozig blijven hangen.
Dezer dagen heb ik te maken met een aantal mensen wier middelste naam wél ‘rancune’ is. En ‘rancune’ vind ik nog tot daar aan toe.
Maar ‘rancune’ in combinatie met passief-agressief en niets uitspreken maar alleen dóen zodat ik moet vragen… “zit je mogelijk iets dwars?”
Dat maakt bij *mij* iets los.
Nl: woede. Gewone pure woede. Beng-beng met de handtas op het hoofd meppen woede.
En écht, ik snap niet waarom mensen die boos (op mij in dit geval) zijn niet gewoon zeggen: ik ben boos op je want….
Al was het maar omdat weinig *mij* zo woest maakt als dat gluiperige indirect nijdig zitten zijn, dat het tapijt onder je uit sleuren en dan doen alsof dat echt geheel per ongeluk gebeurde en: ‘boos? ik? nee hoor – hoezo?’
Misschien ter opvrolijking: ik vermaak me al dagen met de kudde boeken die ik in je winkel kocht 🙂 En Tijger is nog steeds erg blij met de doos 😀