Wanneer mijn werkster komt ontvlucht Guus het pand.
Zo ook vanochtend.
Gewoonlijk keert hij tegen half twaalf terug en gaat dan vanaf het terrasje haar zitten wegkijken.
Heel soms waagt hij zich zelfs al even in de keuken.
Vandaag niet.
Zodat ik in de tuin ga kijken, over afrasteringen in buurtuinen loer en er steeds meer van overtuigd raak dat hij ergens hartstikke dood ligt te zijn.
Of erger: *bijna* dood.
Ik pieker over wanneer ik zal gaan zoeken en wáár.
De meeste kans heb ik denk ik bij de buren aan de linkerkant van mijn tuin – al zou rechts ook kunnen.
Maar die van links slapen ’s middags dus dat kan niet voor een uur of vier.
Overal in huis gezocht.
Nerveus in de sloot gekeken of hij is verzopen.
In gedachten al het crematorium gebeld en erheen gereden.
Dan kleppert om half twee het luikje: Guus.
Die er niets van begrijpt dat ik hem optil en tegen me aan klem.
Wat hij wel snapt is de rosbief die hij meteen krijgt.
Waarom Sammie al een tijd zat te zeuren want die kon het natuurlijk ook niet helpen dat Guus niet binnenkwam en dat ik daarop wou wachten.
shabnam zegt
Gelukkig 🙂