“Hoe gaat het? beter?” vragen aardige mensen die me het beste wensen.
Zodat ik me een ongelooflijke zeur begin te voelen als ik zeg dat het niet écht beter gaat, me bewust dat ik er niet asgrauw bij sta en vlot door het huis loop.
Ook de trap is een makkie.
Alleen tillen niet maar dat mág ook niet (max 1-2 kilo is toegestaan) en de buikpijn blijft hetzelfde maar dat is normaal want de wond zit niet zozeer aan de buitenkant waar de snee van navel tot schaambeen keurig is gehecht maar binnenin waar vier organen zijn verwijderd.
Ik probeer nog “ik ben wel heel moe” maar terwijl ik dat zeg realiseer ik me dat ik het *kwiek* zeg, niet lijzig met halfdichte oogjes neergeslagen richting grond.
Ik hoor mezelf toevoegen dat ik van het ene op het andere moment kapót kan zijn en dan alleen nog maar wil slapen.
(wat er – vind ik ook zelf – weinig overtuigend uitkomt)
Zodat ik even later denk: waarom laat ik eigenlijk nog steeds anderen boodschappen voor me doen?
Kan ik echt niet dat kippe-eindje rijden naar de Plusmarkt?
En als ik niet meer dan 1-2 kilo mag tillen dan kan ik alles toch verdelen over veel tassen en ik kan elke dag 2x gaan als dat nodig is.
Aardige mee-levers wijzen erop dat ik ook een psychisch dreuntje te verwerken heb.
Een maand lang in angst dat ik kanker had.
Toen het knopje om dat het tóch geen kanker was.
Het verklaart in elk geval de bijzondere dromen die ik heb (áls ik ’s nachts al slaap want dat valt ondanks slaapmutsjes en melatonine (soms) en temazepam (een héél enkele keer! heb ook maar een paar tabletten) nog niet mee.
Misschien moet ik gewoon oefenen op een somber smoeltje zetten en een vermoeide blik en een trillend stemmetje en traag door het huis schuifelen.
En dat dan ook vertalen in m’n mails.
Geef een reactie