L. en ik spraken af vanochtend met Tashi te gaan wandelen. Denkend dat het lente was.
Het bleek geen lente dus zeiden we: geen rondje polder, alleen een stukje de Middenweg en dan tot dát hek.
Op de Middenweg vroeg ik L. (“ach, tóe nou”) om Tashi los te laten omdat die zich ongeveer verhing in haar riem en dus, dacht ik, haar energie kwijt moest.
Precies vijf minuten ging het goed. Toen dook Tashi onder het hek door waar wij hadden willen omkeren en verdween als een stipje aan de einder richting de schapen die heel in de verte stonden.
Paniek onder de schapen, paniek bij L. en mij die als ongeoefende niet woest-sportieve middelbare vrouwen op sjokdraf de achtervolging inzetten.
De schapen stonden stil bij een ánder hek aan de overkant waarna Tashi eerst 1 haas opjoeg (die over een sloot sprong) en toen een andere. Toen weer een schaap achtervolgd en toen opeens -het leek na een uur- rende ze terug naar L.
Ik moest kijken of er geen schaap in de sloot lag (nee), maar kon natuurlijk ook niet zien of het verder goed met ze ging (L. zal hun boer bellen).
We klommen weer over een hek (nu aan de andere kant).
Ik kiekte de schapen.
En Tashi zou er het liefst meteen wéér achteraan.
Hippo zegt
Tis ook veel te interessant, die bollen wol die er vandoor gaan…