Het klettert buiten en laatst had ik een rare droom.
Mijn man (tien jaar dood) dook op en vroeg of ik het prettig zou vinden om met hem te gaan kamperen. Hij – geest.
In het wild in Amerika dus (niet op overvolle publiekscampings in Frankrijk).
Wat hier achter zat.
De allergelukkigste tijd van mijn leven was toen ik met mijn man wildkampeerde in Amerika.
Zomaar een weg in, om ons heen kijken en vaststellen: hier is het mooi.
Auto stil, slaapzakken uitrollen, kampeerstoeltjes uitklappen.
Lezen, glazen wijn, prutje koken.
En dan de volgende dag 8-9 uur wandelen in de woestijn om uitgeput maar voldaan terug te keren bij het kamp.
Zou ik dat willen.
Ja.
Met een geest?
Als het niet te merken was dat hij geest was: ja.
Ik bedoel: ikzelf zou het kunnen handelen, denk ik.
En als buffer naar de buitenwereld werkt een man naast een vrouw toch altijd nog goed.
Maar de droom is alweer van een paar nachten geleden en ik denk niet dat het aanbod blijvend was.
Dus ook dit keer niet in het wild kamperen in mijn eentje.
Susan zegt
*zoen*
Theo zegt
Volgende keer niet aarzelen!