Zes weken reed ik verplicht 2-3 x p.w. door het lieflijke dorpje Driehuizen (de Globdijkbrug in Graft werd vernieuwd).
Ik ontdekte langs de weg een stalletje met volle kroppen sla en andijvie, lekkere worteltjes, rode bessen en soms méér en soms minder – dat hoort bij stalletjes, je bent afhankelijk van zowel het aanbod als van wie net voor je is geweest.
Nu rijd ik vanwege dat stalletje nog steeds af en toe de lange route.
Vandaag zie ik in Driehuizen midden op straat twee katten.
Echt midden op de (smalle) straat.
Ik rijd er heel langzaam naartoe. Ze kijken naar me, maar geven geen krimp.
Mm.
Ik blijf staan op ongeveer 2 meter.
Een van de katten loopt langzaam weg, naar links een erf op.
De ander blijft zitten.
Ik trek nog wat verder op.
Niks.
Ik stap uit.
Ik vraag de kat vriendelijk de weg vrij te maken.
Nee.
Ik pak ‘m op en wil hem in de tuin zetten waar de ander is heen gegaan.
Dan gaat aan de andere kant een deur open. Een vrouw in een zwarte jurk met geblondeerde haren. Het is haar kat.
“Hij zat midden op straat” zeg ik. Ter verklaring waarom ik met haar kat in de armen loop.
“Hij bleef gewoon zitten.”
“Dat doet hij altijd, ik kan hem toch moeilijk in een tuigje doen,” bekt het loeder me af.
Ik zet de kat neer die langzaam naar binnen loopt.
Geef een reactie