Rond mijn motel in Yuma hingen een paar zwerfkatten rond.
De eerste die ik zag was een erg mager zwart exemplaar. Ik had de indruk dat het woonde in of bij de dumpster achter het motel. Als we elkaar troffen voerde ik het vleeswaren (turkey).
Later zag ik een grijze die er sprekend op leek. En ook een witte (maar daar had ik nooit contact mee).
De grijze trof ik het eerst toen ik aan de achterkant het motel binnenliep.
‘Wacht even’ zei ik en rende de trap op en haalde eten uit de koelkast dat ik hem gaf.
Nou ja – ‘gaf’.
Hij was heel schichtig.
Het was meer: neerleggen waarna ik meters afstand nam.
Toen pakte hij de turkey op en rende ermee naar achter de dumpster.
Dit deden we een paar dagen maar toen moest ik weg naar Kingman en naar Boulder City.
Op het laatst was ik 3 dagen terug.
Op dag 2 zag ik hem en hij zag mij. Dat is de foto waarop hij me aankijkt (dacht ik – dat aankijken).
Hij was toen bij het zwembad.
‘Achterom’ zei en gebaarde ik. En verdomd: toen ik de achterdeur uitkwam, kwam hij ook de hoek om en kon ik hem weer eten geven.
De laatste dag – ik voelde me schuldig. Ik zou immers weg gaan. En om het erger te maken zag ik de kat elders (er zijn foto’s maar die zeggen je niets als je de lay-out niet kent) afvalplekken afzoeken.
Achter zijn eigen dumpster legde ik twee ons turkey van het beste soort neer.
En toen ik hem bij een andere dumpster zag (vanuit een raam op een gang) straalde ik in: ga naar huis, daar is eten! Wat hij deed. Langzaam natuurlijk. Maar hij ging erheen. En heeft vast lekker gegeten.
Ik ben benieuwd of hij er nog is, in september.
Heerlijk vertederend. Jij ook, trouwens.