Vorige week, ik was amper terug uit Amerika en de middag was mijn tijd voor bodemloos bijslapen.
In zo’n slaap gaat de telefoon: een knul uit Pieterburen.
“Of het gelegen komt.” Het antwoord is nee maar ik ben nu toch al wakker dus vooruit: “Waar gaat het over.”
Volgt een wazig verhaal dat ik onderbreek met “gaat het over de verhuizing?” nee. “Gaat het om geld?” Nee.
Het gaat om Ukkie. Die is gevonden en die érg mager was. Maar nu niet meer.
En dat is fijn voor Ukkie en ik wil nu best 10 Euro storten maar kan er alsjeblieft een einde komen aan dit gesprek.
Kom ter zake, zeg ik.
En de knul wil dat ik niet meer 1x per jaar geld overmaak voor Lenie ’t Hart maar elke maand een beetje.
Waarop ik ‘nee’ zeg.
Aangezien ik een tijd terug op soortgelijke verzoeken te vaak wél ‘ja’ zei zodat ik nu elke maand schrik als ik zie wat er de eerste week naar goede doelen verdwijnt: 3 Euro hier, 5 Euro daar, 7 Euro weer ergens anders zodat we totaal op wel 100 Euro komen.
Ok, zegt knul. 1 Euro per maand dan? Nee! zeg ik.
Waarna hij me wijst op Bel-me-niet wat ik hartstikke jofel van ‘m vind omdat ik op dat moment nog niet weet dat ze daartoe tegenwoordig verplicht zijn.
Ik beloof na te denken over die ene Euro per maand. Zeg ik.
En ik meld me meteen aan bij Bel-me-niet en als ik Lenie ’t Hart vanochtend niet op Radio 1 had gehoord had ik die hele donatie stop gezet.
Kloterige zeurtypes met hun “komt het gelegen”. Blèh.
Geef een reactie