Ik parkeer aan de overkant van de straat, zet een krat met boodschappen, een rugzakje met boodschappen en een grote tas met boodschappen op straat en wil de voorruit van de auto bedekken met folie wanneer mijn moederhart een opdoffer van angst krijgt.
Want van rechts nadert een auto en me tegemoet snelt een kip.
Uitgebroken (gevlogen?) en ‘hoezo auto’- ze wil bij *mij* zijn.
Ik ren naar haar toe en probeer haar terug richting tuin te drijven.
Maar ‘hoezo richting tuin’: kip gaat MIDDEN OP STRAAT voor me stil zitten, en neemt de ‘je mag mij treden’-houding aan.
Gotzijdank hoor ik de auto stoppen en ook niet vlak voor mijn kind en mij maar op een meter of drie-vier afstand.
Dan, ik weet niet eens meer hóe, slaag ik erin kip het tuinpad op te leiden.
Ik doe het hekje open en ja! ze gaat de tuin in.
Ik ren het huis binnen via de voordeur en strooi direct graan vanuit het woonkamerraam.
In de hoop dat ze nu denken: wij horen in de tuin.
In de éigen tuin.
En in elk geval niet op straat.
Zelf zit ik nu, anderhalf uur later, nog te trillen.
Geef een reactie