Sammie komt binnen met een klein muisje.
Om mee te spelen en dan op te eten.
Nu hebben wij de afspraak dat als een muisje nog leeft ik het afpak om te kijken of alles nog stevig in mekaar zit en zo ja, dan zet ik het in de tuin.
Als het wel leeft maar er kleeft een hoop bloed aan of er hangt een pootje slap bij, dan krijgt Sammie het terug.
Sammie kent die afspraak maar is er niet blij mee.
Daarom gaat hij met het muisje op een voor mij niet handige plek (halverwege trap naar boven) zitten, zet muisje neer en grijpt het weer snel wanneer ik heb gezien dat het nog puik functioneert.
Ik grijp Sammie in z’n nek, die laat muisje vallen. Muisje kruipt onder lijfje Sammie (o got), ik til Sammie wat op en muisje duikt het trapgat in – weg.
Sammie is boos en gaat zoeken waar hij het muisje eerst nog hád.
Ik pak de zaklantaarn en schijn achter waar muisje nu zit. Niks.
Sammie gaat naar buiten om een nieuwe te halen.
Ik voel me schuldig omdat ik met mijn goede bedoelingen nu een angstige buitenmuis *binnen* heb.
Ko van Dijk zegt
Je hebt geen verstand van katten. Kijk, het zit namelijk zo: jij bent de baas. Sammie vindt je lief. Sammie gaat baasje belonen. Sammie verwacht van baasje: “Wat lief van je Sammie, dank je wel…” Sammie gaat natuurlijk nieuwe muis halen en hoopt op eindelijk een complimentje.
Kim zegt
prachtig verhaal!
(en welkom terug nog, had nog niet eerder weer gereageerd)