Soms (best vaak eigenlijk) doen mensen naar tegen me.
Het kan zijn dat ik het over me afroep.
Die mensen vinden dat waarschijnlijk ook.
Ik kan daar slecht tegen.
Vroeger had ik een vriendin die wanneer haar zoiets overkwam er een zgn grapje over maakte: “het is blijkbaar Nationale Willy-Pestdag”.
Wat duidelijk maakte dat er iets vervelend was en tegelijk dat ze probeerde het af te doen als een grappig (nou ja – sort of!) incident.
Ik moest eraan denken nu mij dat ook weer eens overkomt.
En ik het heel zwaar neem.
Zo zwaar dat ik soms denk: ik wou dat ik dood was.
Wat ik ook weer niet letterlijk bedoel.
Meer als ik: het leven is zo helemaal niet leuk dat ik er niks fijns aan beleef, aan het ‘in leven’ zijn.
Wat ik zou willen kunnen is: ‘naar’ hanteren.
‘Naar’ relativeren.
En vooral ‘naar’ van me af laten glijden.
Maar soms denk ik dat ik ‘naar’ idd net zo aantrek alsof het Nationale Jeanne Pestdag is maar dan langer dan een dag.
[O ja – dat ik Willy als vriendin niet meer heb is niet omdat *wij* ruzie hebben gekregen.
Ze is dood gegaan. Aan kanker.
Wat mensen in mijn omgeving best vaak overkomt.
Pas dus maar op als je mij te na komt.]
Geef een reactie