Er zijn nachten dat Eebje zoet tegen mijn hoofd ligt en af en toe even zacht gaat spinnen.
Dan bedank ik haar de volgende ochtend dat ze zo lief is geweest.
Er zijn ook nachten dat ze me om de paar uur met scherpe nageltjes in de ogen prikt.
Omdat ze nóg dichter tegen me aan wil kruipen en vermoed dat dat plekje daar ergens zit.
Dat slaapt onrustig. Voor mij.
Vannacht is zo’n nacht maar toch slaap ik wanneer om half zes naast het bed érg hard naar me wordt gespind. Guus. Die dan op bed tegen me aan komt liggen (andere kant hoofd) en me liefdevol begint te likken.
Ik laat me niet kennen, dit is zondag, ik slaap uit. Ik negeer zelfs de onder mijn kamer kermende kip die met een gesloten schuurdeur haar ei niet kwijt kan. Tot ik dat om vijf voor half zeven niet meer volhoud en ik naar beneden ren denkend: daarna ren ik weer terug naar bed.
Agnes beent de schuur binnen, de katten willen meteen ook maar eten.
Ik duik weer in bed waar tien minuten later de katten volgen. Eebje nu wél zoet tegen mijn hoofd, Sammie en Guus aan het voeteneind in elkaars pootjes.
Het is kwart voor zeven en ik ben doodmoe maar ook zeer wakker.
Over een week geen katten die zeuren en ook geen kippen.
Got wat zal ik ze missen.
Geef een reactie