L. bestelt iets en ik mail: zal ik het nu in de bus doen of is morgenochtend ook goed.
Morgenochtend is ook goed, mailt L. terug en ik denk: ach, laat ik het nu maar doen – kleine moeite.
Dus stap-stap-stap door de verlaten dorpsstraat, pakje in haar brievenbus, stap-stap-stap weer terug en ik ben al *bijna* thuis wanneer ik een zachte blaf hoor.
Tashi!
Dus loop ik terug en loop L.’s pad op en zeg: “Tashi? Tashi?” en het lieve hondje stelt zich op achter het tuinhek.
L. roept haar terug zodat ik maar eens “hoi L.” roep om duidelijk te maken dat Tashi het niet kan helpen en dat het mijn schuld is.
Opgetogen doet Tashi en ik aai en knuffel en laat me lekker aflebberen: mijn kin, mijn keel, mijn hals, mijn gezicht.
“Kent ze me nog?” vraag ik aan L. “Ze doet dit toch niet bij iedereen?”
Nee, zegt die.
Ik geloof haar maar half of eigenlijk nog minder.
Maar L. vraagt of ik maandag op Tashi wil passen (ja!!) en dan trekt Tashi een sprintje door de tuin en daarna gaan Tashi en L. naar binnen.
En ik dus ook maar.
Geef een reactie