Ik droom dat beide huizen naast mij nieuwe bewoners krijgen. Die van het dichtst aangrenzende huis – dat via een gang met het mijne is verbonden (in de droom) – zijn aso’s.
Ze lopen steeds mijn kamers binnen.
“Niet doen,” zeg ik. “Dit is mijn huis. Dit is mijn privacy.”
Daar hebben ze lak aan.
Om vijf uur word ik wakker van een natte neus op mijn gezicht.
Guusje. Ik smelt.
Tien minuten later: ik sta op.
Ik controleer de betalingen en moet negen pakjes maken. Drie liggen al klaar.
Terwijl ik hiermee bezig ben (Radio 1 Journaal laat ik grotendeels aan me voorbij gaan) komen er mailtjes over al verkochte kalenders. En nog twee bestellingen.
O got.
En acht gezellige babbelmails (weet niet hoe snel ik die moet wegklikken).
Wijze les: niet zo klagen als de Winkel weer eens een tijdje niet loopt.
Hij (=ik) is niet ingesteld op succes.
We trekken het niet.
Geef een reactie