Gisteren ben ik in de Plusmarkt.
Een paar gangen verderop zie ik een vrouw die vroeger met mijn man en mij bevriend was (=we gingen met enige regelmaat bij elkaar eten).
Na de dood van Lodewijk heb ik niets meer van haar gehoord. Niet echt een ramp en ook helemaal niet uitzonderlijk.
Maar waar ik 12 jaar na dato geen zin in heb: “hoe is het toch met jou.”
Ik kies dus een andere gang en kies dan een kassa waar alles al is afgerekend (alleen is de klant even weg) en laad mijn boodschappen op de band.
En: daar is ze met iets dat ze had vergeten.
Ik kijk naar beneden, zij kijkt mij aan.
Kent ze me? Lijkt mij wel ja. Mm.. mijn naam… Ik: “Ik weet nog wel wie jij bent.” Zjaane, zegt ze dan en “Zjanne” corrigeer ik.
Volgt een ongemakkelijk gesprekje.
Of ik nog woon waar ik woon (ja) en of zij nog woont waar zij woont (ook ja). Enzo.
Wanneer ze weg is zeg ik tegenover de caissiere uit een soort raar gevoel dat ik iets moet verklaren dat we zo raar op elkaar reageerden dat E. (de vrouw) na de dood van mijn man niets meer liet horen. Terwijl ik het me hoor zeggen denk ik: ik moet haar niet zwart maken en voeg eraan toe “maar dat gebeurt heel vaak”.
“O ja?” reageert de caissiere. En ik begrijp dat zij nog nooit van het verschijnsel heeft gehoord. Zodat *ik* me nu extra belachelijk voel.
Geef een reactie