‘Normaal’ ontmoet ik nooit mensen.
Niet gek, want ik ga normaal nergens heen.
Het enige dat ik buiten de deur doe is opera’s bezoeken.
En daarover op Facebook schrijven.
Met als gevolg dat soms mensen me uitnodigen om iets te gaan drinken.
Of zelfs eten.
Mensen ontmoeten vind ik eng.
Altijd.
Omdat ik bang ben dat het niet klikt.
Dat we niets te melden hebben.
Dat we elkaar zelfs niet een beetje aardig vinden.
Dat is idd vaak het geval (allemaal).
Ongemakkelijke gesprekjes, denken ‘wat een trut in het echt’, vallende stiltes.
Soms loopt het juist wel goed.
Zoals met M. (vrouw) met wie ik nu vaak naar de opera ga.
Idem met (andere) M. (man) met wie ik in Londen voorstellingen bijwoon.
Binnenkort ga ik weer naar München.
Al een tijdje zegt een man die daar woont terloops dat ik dan langs moet komen.
Ik doe vaag.
Nu is het geworden: kom eten.
(nee, hij heeft het niet op mijn eer voorzien, hij heeft een vriend)
Ik weet geen excuus te bedenken dat niet bot is dus: het moet maar.
Waarbij ik me bijgelovig vasthoud aan dat ook zijn naam met een M. begint en die van zijn vriend ook.
De beroerde contacten waren met een A., een C. en een J.
Geef een reactie