Ik sliep uit.
En droomde
* Dat ik in een bibliotheek een vaste tafel had.
Er waren tafels zat in die grote bibliotheek, de meeste waren onbezet.
Maar iedereen wou aan mijn tafel zitten. Niet mét mij, maar mij verdringend.
Wanneer ik er een paar uur niet was, werden dingen gestolen (boeken over vogels) en werden mijn sinaasappels uitgeperst waarbij de helften omgekeerd op het tafeltje werden achtergelaten.
Strekking: ik moest knokken voor mijn tafeltje. Wat ik deed. Ik ruimde op, ik foeterde mensen uit. Het enige dat me niet lukte was de boeken terug te krijgen. Dat was jammer maar geen ramp.
Om acht uur werd ik even wakker door een alarmerende tuttenbol maar tot kwart voor negen doezelde ik uit.
Dat was leuk. Dat was érg leuk. Zo leuk dat ik dacht: zou wel wat zijn, elke dag laat opstaan.
Intussen heb ik de andere kant ontdekt.
Dat de dag zo snel voorbij is.