Ik ben terug.
Eebje herkende me direct en was blij me te zien.
Sammie en Guus vluchtten de deur uit, Sammie was nadat ik R. naar de bus had gebracht snel binnen en wou toen 1 ding: rosbief. Tuurlijk was hij opgetogen dat ik er was en aaien was helemaal ok maar nu terzake.
Guus riep ik en riep ik, maar die kwam pas binnen toen ik om twaalf uur bij de knagers ging kijken waar Bella Donna als enige aan me wou ruiken omdat die als enige doorhad dat er iets was veranderd. Je kunt van dat konijn zeggen wat je wilt: ze is slim. De andere knagers zien alleen een hand die etensbakjes neerzet en van wie die hand is: oh well.
Maar dan is daar ook Guus (doorweekt) en hij doet heel blij en wil in elk geval rosbief. En daarna wil hij dicht tegen me aan op het bureau zitten en bijt hij zachte liefdesbeetjes in mijn kin. En likt nu spinnend mijn linkerhand die dit tekstje tikt.
Terwijl Sammie in zijn doosje op de scanner ligt.
Ik ben blij dat ik thuis ben.
En ik zit me af te vragen of ik op al die vriendelijke ‘hoe wás het’-vragen van mensen die me niet goed kennen (wie me wel goed kent kijkt wel link uit om zo’n directe vraag te stellen) zal antwoorden
* fantastisch!
* soms leuk soms minder
* mwah
* véél te kort
* te lang, véél te lang
ik besluit tot het een beetje laten afhangen van de vragenstelster (m/v).