Ik heb mijn linkerknie verdraaid.
Niet tijdens het sporten, niet bij een ongeluk.
In bed.
En ook al niet tijdens een heftige vrijpartij met een woest aantrekkelijke man.
Zomaar. Gewoon.
Bij het omdraaien en me in bochten wringen om Sammie die tegen me aan lag daarbij niet te storen want als ik dat wél doe wordt hij boos.
De pijn is verschrikkelijk. Ik kan niet meer liggen. Ik kan niet lopen. Ik kan niet staan.
Wanneer ik uren later toch in slaap sukkel gaat de wekker voor Marcel Oosten.
En hoe leuk ik ´m ook vind, nu denk ik: even niet.
Hinkel, hinkel naar de computer.
´Knie verdraaid´ ingetikt bij google.
Het is óf voetbalknie en voor het leven gehandicapt (zo´n beetje) óf het valt mee.
De ultieme test: kan ik het been strekken (ja) en mijn volle gewicht erop dragen (ook ja).
Het valt dus mee.
En strompelend en wel ontdek ik wat ik wel kan en wat niet.
De trap op en af kán (en móet – anders kan ik de keuken en buiten niet bereiken).
Zolang ik het gewonde been maar gestrekt houd.
Bukken is een no-no.
Lopen kan nu ook, als ik de benen maar als een speelgoedsoldaatje stram naast elkaar naar voren richt.
(te rangschikken onder de Categorie ´zeuren´ die ik nog niet heb aangemaakt)