Het liefst zou ik (leuke) mensen altijd op hun plek houden.
Dierenartsen bv. En hun assistentes.
Zo was het na het vertrek van dierenarts Theo erg wennen aan de drie nieuwe.
Bekwaam zullen ze wel zijn maar wanneer je opeens niet meer ‘gekend’ wordt mbt wat je wel en niet voor een dier over hebt (alles – zolang het dier plezier heeft in het leven) en wat je wel en niet kúnt (ik niet veel als het op dwangvoeren e.d. aankomt) – das rot.
Eén dierenarts kent ons intussen.
De twee anderen stellen zich telkens opnieuw voor en daarvoor ben ik slechts die sjofel geklede oudere vrouw met héél veel dieren in hun PC.
Idem de assistentes.
Met vier kan ik lezen en schrijven.
Voor een vijfde ben ik een naam en de eigenaar van een dier dat bij ze in een kooi zit.
Het dier dat zich steeds makkelijker laat dwangvoeren (dat is positief).
En waarvan ze kan melden dat “op het briefje staat dat hij vrijdag naar huis mag”.
Ik zeg dat als er dan nog steeds moet worden gedwangvoerd het kipje beter nog een dag kan blijven.
Omdat ik dat niet kan.
Ze kan me daarover door een dierenarts laten bellen, zegt ze.
Wanneer? Morgen tussen “in de loop van de ochtend en begin van de middag”.
Dat vind ik te vaag dus zeg ik dat ik zelf wel bel om 12 uur.
“Is Martin er morgen?” vraag ik hoopvol.
Omdat dat de dierenarts is die Greta heeft behandeld.
Helaas – die is vrij.
Lies zegt
ben benieuwd hoe het nu met Greta is?
Jeanne zegt
Ik ook, Lies.
Vanochtend niet zo goed.
Vanmiddag word ik gebeld door een dierenarts.