Ik was nooit populair en eerlijk gezegd vind ik dat ook niet erg want ik zou niet weten wat ik met ‘populair’ moest.
Sociaal was ik ooit wel.
Althans socialer dan nu, maar dat is natuurlijk al snel het geval.
Met Lodewijk was ik sociaal omdat het moest voor zijn werk.
Soms dacht ik dat mensen die ik zo ontmoette écht aardig waren en dat zij mij ook echt aardig vónden.
Of dat waar was? In elk geval zag ik ze niet meer terug na het doodgaan van mijn man.
Met R. was ik ook sociaal.
Niet altijd even enthousiast. Maar soms ook wel.
R. kende namelijk een hoop leuke mensen waarmee het heel gezellig eten, drinken en kletsen was.
Ook die mensen zie ik niet meer.
Wat een beetje mijn schuld is. Van een klein groepje dat ik nog wél jaren zag nam ik zelf afscheid.
Omdat ik me er steeds minder bij thuis voelde. Steeds meer ‘provinciaaltje meets grachtengordel’.
Soms denk ik: zou 1 ervan nog wel eens aan mij denken? Zouden ze ooit zeggen: zullen we Jeanne terugvragen in de groep?
Nah.
Vrijdag ben ik in De Rijp voor de griepprik. Het parkeerplaatsje bij de dokter is vol, ik moet draaien en opnieuw een plek zoeken.
Voor mijn auto een man. Hij lacht vriendelijk naar me.
Verdomd, dat is D., denk ik.
Vriend van R., we gingen wel eens met/bij hem en zijn vrouw eten.
Heel soms komen we ze tegen in de opera. En praten dan over de opera.
D. loopt dóór en ik zie hem de plattegrond van De Rijp bestuderen.
Herkende hij me überhaupt?
Wat een rare situatie.
Geef een reactie