R. haalde me om kwart voor acht op Schiphol op.
Bij zijn huis stapte hij uit met een hoop koffers en dozen en reed ik zelf naar Grootschermer.
Dat is het voordeel van op een zondagochtend vroeg aankomen: er is zo weinig verkeer dat je de gok kunt wagen om met een duf hoofd je op de weg te wagen.
(gelukkig had ik me in het vliegtuig niet in slaap gedronken)
Thuis zie ik Guus door het luikje naar buiten glibberen. Ik doe het raam open en roep. Geen Guus.
Wel Sammie die me begroet en naar de koelkast begeleidt. Ik denk (mild) dat hij bedoelt dat hij erg veel van me houdt maar dat hij de vorm niet kan vinden om zijn liefde te uiten en daarom om eten zeurt.
Tien minuten later glipt Guus weer naar binnen waar Sammie hem direct achter de keukendeur opwacht en een paar forse halen over zijn neusje geeft.
We doen het rosbief-ritueel, ik kijk naar mijn mail en naast mij op het bureau zit al snel Guus erg lief te spinnnen.
Na een tijdje wil de lieverd op de monitor springen die bijna omvalt waar hij erg van schrikt (de platte monitor arriveerde op de middag voor mijn vertrek, wanneer R. hier is zit hij niet op het bureau).
Rosbief dus maar weer.
De taal van de kattenliefde.
Ha je bent er weer!
Nu eerst even rustigaan en dan morgen ofzo een beetje reis impressie. En dan zien we de komende tijd de pakketten wel weer binnenstromen…
Nee hoor, niks: ‘morgen of zo een beetje reisimpressie’.
Die reisimpressie komt niet of hij komt wel en zo ja – wanneer die me invalt.
Wat de pakketten betreft: er zijn er 7, de postbode heeft gisteren tevergeefs aangebeld met nummer 8 (hij probeert het maandag nog eens) en er volgen er daarna nog enkele.
Mét kalenders – maar die zitten pas in de allerlaatste pakketten en (heel verstandig) van alles écht maar 1 exemplaar.
Jippie! Je bent weer veilig thuis!
welkom thuis!
Welkom terug!