In ‘De Praktijk’ is een deskundige die iets vertelt over rouw.
Dat we allemaal denken dat we verlies snel moeten verwerken. Dat de ánderen er niet mee kunnen omgaan wanneer dat niet gebeurt. En wij zelf trouwens ook niet.
Laatst kreeg ik een mail van iemand uit Moab. Dat is een stadje in Utah waar ik met Lodewijk heen ging. Daar ontdekten we de schoonheid van de woestijn. Van daaruit zetten we onze eerste schreden van de gebaande paden áf. Klommen in canyons naar beneden en zochten ons een (andere) weg er weer ergens uit en dan terug naar ons beginpunt. Leerden kamperen in de vrije woestijn. Geen mensen. Geen tent. Alleen het geluid van de coyotes.
Die man uit Moab had me gevonden via Facebook en vroeg hoe het met me gaat.
Normaal hou ik een ‘prima!’-riedel. Het gaat ook best prima. Maar Moab maakt me weemoedig. Vanwege die herinneringen.
Dus vertelde ik (ach ja, dacht ik, laat ik ook eens eerlijk zijn) dat ik wel eens op de kaart keek of ik vanuit -bv- Kingman naar Moab zou rijden. Om te kijken hoe het er nu was. Omdat ik benieuwd ben. Maar er blijven: nee. Dat zou te pijnlijk zijn.
Dat ik het niet doe komt omdat vanuit Kingman (of Phoenix) de tocht drie dagen heen en drie weer terug zou zijn. Volle dagen doorrijden. Dat is niet echt leuk voor ‘alleen even rondkijken en meteen weer terug’.
Ik legde uit waarom ik niet zou kunnen blijven. Die herinneringen enzo.
Waarop de man terugmailt dat Moab veranderd is, een stuk groter geworden. En dat ik “echt eens zou moeten komen kijken”.
Raar vond ik dat.
En het is niet dat ik elke dag om mijn man zit te rouwen. Het *is* ook al meer dan 10 jaar geleden dat hij dood is.
En natuurlijk moet ik nu niet denken: ziejewel, als ik een stukje ziel laat zien, krijg ik een nare reactie.
(voor alle zekerheid: dit is een logje ‘hart uitstorten’, dit is niet een log ‘geef mij eens een advies’)
Geef een reactie