Ik zit aan mijn bureau wanneer ik in de tuin ‘onraad’ hoor.
Vogels stuiven alle kanten op, de eksters krijsen. Als ze met hun allen zijn, zijn het drie jonge eksters. Ik denk: zou 1 van de eksters zijn gegrepen door de sperwer?
Ik hoor tenminste twee eksters of misschien wel drie.
Ik kijk uit het slaapkamerraam en zie geworstel in de bossages naast vh de vijver.
Een help/pijn/doodsnood-roep van een vogel.
Ik denk nog steeds ‘sperwer’ en weet uit ervaring: dit is einde verhaal (einde ‘vogel’).
Maar de vogel weet zich te verplaatsen en Bruni (dat is de kat van de overburen) grijpt hem opnieuw én laat hem weer gaan en probeert het nog eens.
En omdat ik het (ze zijn nu in de achtertuin) niet goed kan zien, denk ik: o nee! niet ‘Duif’!
Vrezend dat het wél Duif is ren ik naar beneden de tuin in.
Eerst kan ik niemand vinden.
Dan zie ik Bruni met een fladderende vogel richting het tuinhek gaan. Hij wil er onderdoor dus schreeuw ik tegen hem en een jonge spreeuw kan ontsnappen en vliegt zich eerst bijna klem in de konijnenren maar dan: over het tuinhek en naar de wijde wereld.
Bruni er achteraan.
Maar nu de spreeuw op 5 meter boven de grond vliegt is dat een kansloze missie.
Eind goed, al goed.
Voor de spreeuw en voor mij (mn omdat het niet Duif was).
Mijn eigen harige held ligt op de woontafel te maffen op mijn puzzel.
Geef een reactie