Ik slaap slecht. Ook vannacht.
Wanneer het vijf uur is (wekker staat op half zes) draai ik me nog eens om en zeg/denk: kom op, ik heb recht op 1 leuke droom, dat kan nog net.
Ik droom dat ik iets hoor en naar beneden ren.
Door de kamer loopt een aantal van mijn caafjes. Ernstig gewond. Ze zien eruit of iemand ze bewust heeft toegetakeld. Hele stukken huid zijn weggesneden.
Ik loop naar de achterdeur om te kijken hoe het in de ren met de anderen is. Over de vloer van de schuur loopt water naar binnen. Buiten ligt een zware slang die water pompt vanuit de sloot en het loost op het terrasje waar het nergens heen kan.
Twee van de ramen van mijn kamer zijn uit de sponning getild. Daardoor zullen de caafjes wel in de kamer zijn gezet.
Ik zie nóg meer gewonde caafjes, de een nog gruwelijker verminkt dan de ander. Ik raak volledig in paniek, weet niet wat te doen, denk: hier kan ik niet meer wonen en nog een hoop gedachten worstelen door me heen.
Nu gaat de wekker.
Gotzijdank.
Blijft de vraag wat mijn ziel me hiermee wil vertellen.
En: waarom is mijn ziel de laatste tijd zo onaardig voor me.
Het is de zee van emoties – herinneringen die je de laatste tijd bij herhaling overvalt en je dagelijkse leven overspoelt en hier zelfs wie / wat je lief hebt beschadigt en ontheemt.