R. en ik ontdekten samen de opera in de jaren zeventig.
Dat waren gouden jaren voor de Nederlandse Opera die toen nog Operastichting heette met aan het roer intendant Hans de Roo.
De man had een geweldig gevoel voor wie het ooit helemaal zou gaan maken.
En wist contacten te leggen met wie het al hadden gemaakt maar ietsje op de weg terug waren.
Ik herinner me Grote Namen.
Joan Sutherland natuurlijk (die ik ook mocht interviewen) en Huguette Tourangeau (idem).
Maar soms denk ik: herinner ik me dat nou goed?!
Zoals Frederica von Stade.
Een super-super-ster.
Maar wij zagen haar als Octavian in Der Rosenkavalier.
Toen ze net begon.
Wat ik was vergeten maar R. niet.
Ook zagen we talloze keren Christine Deutekom.
Met zuinige waardering (in het buitenland werd ze meer gewaardeerd).
En John Bröcheler.
Die overal werd gewaardeerd.
Ik kan nog wat sterren opsommen.
Het meest bijzonder vind ik hoeveel ‘namen’ we destijds zagen die pas later échte namen werden.
En dat we toen wel al de magie ervoeren.
Mooie tijden waren dat.
Geef een reactie