Vandaag mag ik op Tashi passen.
Mijn taak is haar 2x twintig minuten in de tuin te laten (niet langer want dan gaat ze kuilen graven) en haar te knuffelen.
De eerste maal is om half twaalf.
Wanneer ik de deur open doe werpt ze zich aan mijn voeten, wil aai-aai-aai, wrijven over het buikje. Het duurt zeker vijf minuten voor ze opspringt tot mijn gezicht en me liefdevol maar stevig in mijn linkerhand bijt. Wanneer ze ook mijn camera wil ophappen zeg ik streng dat dat niet mag en ‘af’ enzo.
Eerst gaan we spelen met een klein latje.
Maar eigenlijk speelt Tashi het liefst in haar eentje.
Eerst met dat latje.
Dan gaat ze speuren.
En rennen.
Dan is er een raar geluid vanuit de polder. We kunnen het allebei niet thuis brengen. Is het een mens? Een dier. Ik probeer béter te luisteren. Tashi blaft. En blaft en blaft.
Zodat de hond die achter de pastorie woont (heel in de verte) ook blaft. En Tashi nog opgefokter blaft. En dan ook naar iets dat ze op straat hoort. Waarna ze naar het hekje sprint en daar gaat staan blaffen.
“Laat je niet gek maken” zeg ik en probeer haar af te leiden.
Nou, vooruit. Knuffelen is wel leuk. Latje terugbrengen is ook leuk (en dan met latje in de bek tóch nog blaffen).
Dan zijn de twintig minuten ‘op’ en lok ik Tashi in het halletje en doe de deur dicht.
Blaf! doet Tashi.
Tot straks, lieverd, zeg ik.
Hippo zegt
Prachtserie weer!
Aithos zegt
M’n hondenhart bloeit weer helemaal op….