Wanneer ik in Amerika ben verzekert R. me dat Guus zijn vier pilletjes per dag moeiteloos zoet inneemt.
Wat fijn is want ik wil hem graag nog een tijdje in leven houden.
Zodra ik terug ben komt in dat innemen ernstig de klad.
Twee dagen doet Guus niet moeilijk.
Dan wordt het langetandenwerk en zeiken.
De twee pilletjes ’s ochtends (verpakt in flintertjes rosbief van de allerbeste en ook nog eens allerdiervriendelijkste én duurste slager) blieft hij niet meer.
Hij werkt ze met veel ingenieus tong-gedoe eruit of laat die stukjes rosbief op de vloer liggen.
Nog eens proberen: geen succes.
Dan ook verder geen rosbief: nou, dan niet.
Voor de middag kopen R. en ik sinds Guus dan twee vergruisde pillen moet slikken de allerlekkerste miniblikjes kattenvoer.
Werkte ooit geweldig.
Klein hapje uit zo’n blikje met wat sap, pilletjes erin verwerkt en slobber deed Guus waarna hij de rest van het blikje (de helft – Sammie moest ook wat) ’toe’ kreeg.
Nu kijkt hij naar de kostbare lekkernijen of ze stront zijn.
Een enkele keer proeft hij aan de rand.
Zodra hij een korreltje vergruisde pil ontwaart hoeft hij niet meer.
Ik probeer ‘normaal’ te zijn.
Of lief. Of achteloos. Of iets anders dat leidt tot niets.
Soms denk ik: als je niet *wil* leven, zeg dat dan.
Dan ontdek ik dat hij het nieuwste blik gewone brokjes van een plateau van Ranzijn (Kitekat? Whiskas) heerlijk vindt.
En verstop ik daarin de middagpillen.
Dat werkt.
Morgen dat ook maar eens met de ochtendpillen proberen.
Shabnam zegt
verandering van spijs doet eten 😉 Wel lastig voor je, hoor….