Gisternacht ging het goed, vannacht slaat de jetlag weer toe.
Zodat ik om vier uur opsta en het radioprogramma De Nachtdienst hoor.
Eerst vind ik het wel leuk, dan gaat het me vervelen. En om kwart voor zeven denk ik: zal ik proberen nog wat te slapen.
Ik probeer, het lukt, maar mijn innerlijke onrustklok jaagt me om half acht naar het raam. Ik moet weten hoe het met Snuf gaat.
Snuf is er nog en ze beweegt. Dat ziet er goed uit.
Snuf zit nog in hetzelfde hoekje als gisteravond. Dat is minder (denk ik).
Naast Snuf: Bugs. Die uitstraalt dat hij erg blij is met zijn nieuwe, geile vriendin.
Ik ga naar beneden en breng Snuf een bakje voer. Ze tast toe (= goed).
Bugs, die even was weggelopen, tast nu óók toe in hetzelfde bakje – waarop Snuf terugdeinst (=minder goed).
Ik geef ook nog hooi. Ik probeer Bugs af te leiden met elders een ander bakje.
Lukt niet.
Situatie een uur later.
Snuf zit nog steeds in haar hoekje. Nu alleen.
Ik ben bang dat ze het nu verder echt zélf moet doen.
Geef een reactie